De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen:
“Moge de HEER u zegenen en u beschermen,
moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn,
moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.”
Wanneer zij mijn naam over het volk uitspreken, zal Ik de Israëlieten zegenen.’

Numeri 6:22-27

 

Er zijn priesters en profeten. Profeten zijn bijzondere mensen. Die hébben iets, daar merk je iets aan.

Priesters zijn in de bijbel gewoon kind van een priester. Je hebt ze in allerlei soorten en maten, vroom en onvroom, precies of slordig. De priesters zijn gewoon alleen maar doorgeefluik.

Ze doen wat gebeuren moet, in de tempel, met offers, en eens per dag: met de zegen.

Zij zeggen de goede woorden, ook als ze zelf helemaal zulke goede mensen niet zijn.

En die goede woorden gaan de geschiedenis door. De zegen springt haasje over, via al die priesters op al die mensen die daar in de buurt staan. De vrouw die zich dag en nacht inzet voor anderen krijgt de zegen van een man die over alles zijn schouders ophaalt. Het is de zegen van God.

‘Van wie heb je dat gekregen?’, kan je vragen aan iemand die iets moois laat zien.

Bij de zegen mag je dan zeggen: het was een glimlach van God. ‘Zijn aangezicht zal over u lichten’: dat is de bijbelse manier om de glimlach van God op te laten gaan, zijn zon te laten stralen.

Welke zegen heb jij ontvangen, op een bijzondere en onverwachte manier?

En welke zegen heb jij, ondanks jezelf misschien, doorgegeven aan een ander?

Tenslotte: naar welke zegen zie je uit, deze tijd van Advent?

~Roel